I.
Op 1 augustus 1986 begon ik, als jonge IT-gediplomeerde, mijn
loopbaan bij de firma PaperWorks. Het familiebedrijf koos al in 1945 voor die
modern klinkende Engelse naam. De firma was
gespecialiseerd in klasseersystemen voor zelfstandigen en vrije beroepen. Eerst
met een gamma van metalen klasseerbakken en papieren dossiers. Daarna aangevuld
met een aanbod van plastieken bakken en stevige kartonnen hangmappen. Met de
doorbraak van de computer schakelde dit bedrijf vlak voor mijn komst over naar
elektronische dossiers en softwaretoepassingen. Mijn aanwerving had ik dan ook te
danken aan mijn digitale kennis.
Mijn eerste werkdag zal ik nooit vergeten. De personeelschef
nam me mee langs alle kantoren met een 20-tal bedienden. De chef legde er bij
iedereen de nadruk op: “Onze nieuwe collega is een expert ‘computer en
internet’. Hij komt ons bedrijf mee vernieuwen.” De collega’s reageerden
vriendelijk, maar ook afwachtend gespannen door de nieuwe wind in het bedrijf.
Zo loodste de chef mij overal rond en eindigde zijn tour bij
een kleiner kantoor. Het lokaal met twee bureaus in het midden was ruimtelijk netjes
in twee verdeeld, als een spiegelbeeld. Bij ieder bureau hoorden een stoel op
wieltjes, twee hoge wandkasten en een smal vensterraam. Ik kreeg het lege
bureau links toegewezen en aan het rechter bureau zat al iemand. De chef stelde
me heel kort voor aan ‘mijnheer Malherbe’. Hij zou dit kantoor met mij delen.
Mijn kantoorgezel was veel ouder dan ik. Ik schatte hem achter
in de vijftig. Van postuur was hij wat kleiner en veel dikker dan ik. Om zijn
kalende kruin te verbergen was zijn grijswit haar zorgvuldig naar achter gekamd.
Hij droeg een eerder oubollig klassiek pak met bijhorende das. Breed grijnzend
gaf mijnheer Malherbe me een hand. “Welkom in mijn paradijs.”
Ondertussen was de chef stilletjes verdwenen. We waren nog met
zijn tweetjes.
“Noem me gerust bij mijn voornaam Antoon. Of anders ‘monsieur
Carton’. Dat is mijn bijnaam hier op het werk.” Zijn kantoorhelft bulkte
inderdaad van papier en karton.
Antoon was vrijgezel. “Ik ben getrouwd met mijn werk”, grapte
hij. En hij wees naar een soort oorkonde met sierlijke letters, in een gouden
kader. Het hing naast zijn klasseerkasten. Ik keek van achter mijn bureau en las
fluisterzacht:
”Voor de heer
Antoon Malherbe.
Met dank voor 40 jaar trouwe dienst
(1946-1985)
vanwege de directie van het bedrijf PaperWorks.”
II.
De volgende maanden leerde ik mijnheer Malherbe, alias
monsieur Carton, beter kennen. Hij had ondertussen goedmoedig aanvaard dat ik
hem ‘collega Antoon’ noemde.
Hoewel ons kantoormeubilair identiek was, verschilde de praktische
inrichting van onze bureaus enorm. Op mijn bureau stond mijn desktop en
toetsenbord. Daarnaast mijn telefoon met wat notitiepapier. De twee
dossierkasten achter mij bleven leeg want alle informatie stond in mijn
computer. Ik liet al na enkele weken een dossierkast weghalen en vervangen door
een grote, mooie kamerplant. In de hoop de muffe kantoorgeur van oud papier te verzachten.
Want aan de kant van Antoon lagen stapels paperassen. Niet
alleen in zijn twee plafondhoge klasseerkasten met hangmappen vol papierwerk.
Ook zijn bureau was links en rechts beladen met gevaarlijk hellende stapels
dossiers. Naast zijn bureau stond een brede klasseerbak met vergeelde fiches.
Soms had ik wat oude informatie nodig uit zijn dossiers. Dan kwam collega Antoon
in actie: met verbazingwekkende snelheid viste hij de juiste fiche uit zijn bak
om daarna het overeenkomstige dossier te vinden. Met een dof stofferig geluid plofte
het dossier midden op zijn bureau. Hij nam doelgericht de documenten door en overhandigde
me trots het dunne knisperende doorslagpapier van een oude levering of betaling.
Antoon kende trouwens de meeste klanten persoonlijk want in zijn jonge jaren
ging hij ‘de baan op’ als vertegenwoordiger van PaperWorks.
Een computer had Antoon niet. Alle andere bedienden hadden
die wel. Het was een gevolg van de digitale vernieuwing in het bedrijf. Gedaan
met papieren dossiers op te starten, alle nieuwe dossiers in de computer. Dus volgden
alle werknemers een bedrijfscursus ‘computer voor beginners’. Op het einde van
die cursus was er een test, maar Antoon was – als enige - niet geslaagd. Ook
een individuele, intensief begeleide opleiding bracht hem geen computerdiploma
op. Daarna werd het takenpakket van Antoon door de personeelschef gewijzigd. Geen inhoudelijk dossierwerk
meer, enkel nog ‘omschakelwerk’. Omdat hij goed overweg kon met de
kopieermachine, moest Antoon al zijn oude papieren dossiers blad per blad
inscannen. Daarna moest hij de gescande dossiers als oud papier vernietigen met
de versnippermachine.
Van dan af slofte Antoon met zijn papieren dossiers richting
kopieerlokaal, verderop in de gang. Hij kwam zwaarmoedig met lege handen terug
naar zijn bureau. Om met een zucht de volgende scanlading mee te nemen. Zijn
nieuwe functie maakte hem duidelijk niet gelukkig. Hij leed er des te meer
onder, naarmate zijn kasten leger werden.
“Gaat het, collega Antoon?” vroeg ik op een dag.
Zijn antwoord klonk bitter: “Ach, alles is begonnen met dat
extern studiebureau. Drie consultants kwamen op vraag van de directie ons
bedrijf doorlichten. Iedere werknemer moest een vragenlijst invullen over zijn
job. En tijdens ons werk keken die adviseurs rond in de kantoren, ook hier bij
mij. Enkele weken later ontving de directie hun rapport vol aanbevelingen onder
de titel ‘De Grote Omschakeling’. Papier weg, alles op computer. En om die omschakeling naar de klanten te
communiceren, wijzigt binnenkort de oorspronkelijke firmanaam. ‘PaperWorks’
wordt ‘WebWorks’.”
Er viel een stilte in ons kantoor en ik zag Antoon kijken
naar zijn gouden kader. “Dat diploma kan ik maar beter weggooien,” concludeerde
hij somber.
Ik vond geen woorden en zweeg.
De weken gingen voorbij en de personeelschef kwam zelden
langs voor Antoon. Maar iedere keer gebeurde dat volgens hetzelfde scenario. De
chef stak zijn hoofd even binnen met: “Hoe ver staat het, Antoon? Het moet in tien
maanden klaar zijn.” De chef wachtte amper op het antwoord. En Antoon ging
gelaten verder met zijn opdracht. Het flitste door mijn hoofd: veertig jaar
papierwerk virtueel omzetten door tien maanden scanwerk.
Antoon werd stiller en stiller. Hij stond aan zijn
scan-apparaat, soms dromerig afwezig. Hij schoof de papieren als een automaat
door de scanner en liet de gescande papieren dan neerdwarrelen op de grond. Hij
leek op een oude boom die in de herfstwind zijn bladeren verliest. Witte
bladeren dan wel, maar ze ritselden evengoed als hij ze op het einde van de
werkdag bijeenscharrelde en alles in de papiercontainer gooide. “Versnipperen
doe ik morgen wel”, mompelde hij.
De Grote Omschakeling waaide ondertussen verder door de
kantoren, maar soms werd het windstil. Het was al de vierde keer op twee
maanden tijd dat de elektriciteit in het bedrijf uitviel. Dat was heel
vervelend want ons kantoorwerk viel volledig stil. Geen computer, geen
internet, geen scan. Niks. We zaten met onze vingers te draaien terwijl de
technische dienst de stroomvoorziening trachtte te herstellen. Het
roddelcircuit kwam op gang: “Dat kan toch geen toeval meer zijn? Is er hier geen
sabotage in het spel? De concurrentie? Iemand in het bedrijf?”
Het duurde niet lang of mijnheer Malherbe stond bovenaan de
lijst verdachten: “Hij wil niet liever dan dat de computer uitvalt. Misschien
krijgt hij voor zijn mollenwerk wel geld van de concurrentie.” Ik geloofde dat
geroddel niet. Antoon had in zekere zin
wel een motief, maar hij was volgens mij niet in staat tot sabotage. Ik had de directie al herhaaldelijk
gewaarschuwd voor de stokoude elektrische installatie. Die moest dringend
vernieuwd worden, maar daar was geen budget voor. Hier lag volgens mij de logische
oorzaak van de stroompannes.
Op vraag van de directie startte de politie een discreet
onderzoek. Er volgden enkele gesprekken met werknemers, waarbij de directie met
aandrang vroeg om geheimhouding. Ook ik werd als IT-expert ondervraagd. De week
daarop volgde plots een gerichte huiszoeking. Niet bij mij, maar bij Antoon. Als
ik nu op mijn ondervraging terugkijk, was de politie inderdaad meer
geïnteresseerd in mijn antwoorden over collega Antoon dan in mijn technische verklaring
van die pannes.
De huiszoeking bij Antoon bracht wel spectaculair nieuws. Op
de zolderkamer van Antoons huisje vonden de speurders een klein kantoor. Het was
ingericht als een miniatuurkopie van zijn kantoor hier: een bureau, een stoel, twee
kleine klasseerkasten en een bescheiden fichebak. Vol papieren fiches met
fictieve namen en kasten met fictieve papieren dossiers. Antoon speelde op
zolder blijkbaar ‘zijn oud kantoortje’, met stimulerend opzoekwerk en nieuwe
bestellingen.
De conclusie van de politiespeurders was overigens duidelijk:
“Mijnheer Antoon Malherbe heeft niets gestolen in het bedrijf en er zijn geen
aanwijzingen van enige schuld aangaande de stroompannes op het werk.”
Ik zag Antoon wekenlang niet op het werk. “Hij is afwezig
wegens ziekte”, gromde de personeelschef. Ik kon me wel voorstellen dat Antoon
totaal van slag was na deze onterechte beschuldiging vanwege de directie.
De chef verving onze zieke onmiddellijk door een jobstudente.
De opgewekte jongedame neuriede de godganse werkdag mee met haar Discman en
klaarde de klus ‘in no time’: op tien werkdagen had ze het scanwerk van Antoon
volledig afgewerkt. Zijn kasten en bureau waren nu helemaal leeg.
III.
Na een maand ziekteverlof kwam Antoon terug werken. Ik kon
hem amper in ons kantoor begroeten. Want hij moest zich direct bij de
personeelsdienst melden. We keken mekaar diep en begrijpend in de ogen: dit komt
niet goed.
Wat later stond hij terug bij mij, terwijl de chef in de
gang bleef staan. “Ik kom afscheid van je nemen”, fluisterde Antoon. “Ik ben
zonet ontslagen.” Hij toonde me zijn C4, het officieel ontslagdocument. Als reden
voor zijn ontslag was ingevuld: reorganisatie van het bedrijf. “WebWorks heeft
geen aangepast werk voor mij”, mompelde Antoon. Hij keek even rond in het
kantoor, nam zijn gouden kader van de muur en stopte die voorzichtig in zijn
tas. “Dit hang ik wel omhoog in mijn zolderkantoor”, besloot hij met een zucht.
Dan schudde hij me vriendelijk de hand en wenste me veel succes met mijn
carrière.
Sindsdien zit ik alleen in mijn kantoor. Alle werkmeubilair
van Antoon is hier weggehaald en ik heb enkele grote kamerplanten gekregen om
de leegte te vullen. Soms lijkt het alsof Antoon niet heeft bestaan. Maar als
ik aandachtig naar de muur kijk, zie ik zijn kader nog hangen. En als ik met
gesloten ogen diep inadem, kan ik zijn muffe papieren dossiers nog ruiken.
Carl Bosser
IT-expert
WebWorks bvba
Reacties
Een reactie posten