1.
Sarah loopt voorzichtig de trap op met een doos vol
bureauspullen in haar handen. Ze kijkt naar de statige villa en elke keer is ze
nog onder de indruk van de schoonheid ervan. Zeker nu de renovatiewerken zo
goed als voltooid zijn en alles onder handen is genomen. Het ziet er prachtig
uit. Ze werkt intussen twee jaar voor het advocatenkantoor en heeft het er heel
erg naar haar zin. Het is aanpakken geblazen, maar ook een groot geluk dat ze
zo jong deze droomjob te pakken heeft gekregen.
De eerste keer dat ze haar visitekaartje in handen kreeg,
was ze apetrots:
Advocatenkantoor Brevamo
Sarah Van Genechten
Advocate met specialisatie in consumentenrecht en fiscaal
recht
Ze heeft intussen al menig welstellende burger door de
legale poortjes van de Belgische fiscale wetgeving geloodst. Door het
succesvolle werk van iedereen in het kantoor konden de vennoten nu het
volledige gebouw laten renoveren.
De grote
glazen deur opent automatisch en Sarah stapt snel door naar haar kantoor. Ze
voelt de misselijkheid terug opkomen. De doos met haar dossiers en wetboeken landt
met een plof op haar bureau en ze haast zich naar het toilet. Vals alarm, ze
slikt enkele keren, drinkt wat water en keert terug naar haar kantoor.
Ze gaat aan
het open raam zitten en kijkt eens goed rond. Het ziet er hier heel fraai uit met grote
ramen en kunstig houtwerk dat ze godzijdank bewaard hebben bij de verbouwingswerken. Ze ademt een
paar keer diep in en uit en begint dan haar kantoor in te richten met de
planten en hebbedingetjes die ze de dag tevoren al had gebracht.
Terwijl ze
bezig is, bedenkt ze dat de misselijkheid misschien niet enkel voortkomt uit
haar zwangerschap, maar ook door de grote twijfel en stress die ze ervaart. De
ruzie tussen haar en Frank van vanmorgen speelt zich af als een film in haar
hoofd.
*
‘Ik ben er niet zeker van, ik moet nog
naar de gynaecoloog. Je weet dat ik wat onregelmatig ben met mijn maandstonden,
maar ik denk nu toch: vier weken. Het moet van die keer zijn geweest toen we
allebei wat dronken van dat festival zijn gekomen en onvoorzichtig zijn
geweest…’
‘Onvoorzichtig? Ben je mal? Dit is een
voltreffer!’ Frank lacht luid en geeft Sarah een klinkende kus. In eén beweging
grist hij zijn GSM van de kast.
Terwijl hij een nummer intikt, roept
Sarah: ‘Stop Frank! Ik heb het nog aan niemand verteld! Niet naar je ouders
bellen, de mijne weten ook nog nergens van!’
‘Hoezo? Dit is toch groot nieuws? We
hebben toch altijd gezegd dat we graag kinderen willen?’
Sarah’s blik zegt genoeg. Frank legt
zijn telefoon op tafel en wacht af.
‘Frank, ik heb heel hard moeten
knokken om te geraken waar ik nu sta in mijn carrière. Jij weet dat. Je weet
wat voor werkdagen ik heb. Ik heb zo hard gevochten voor alle stukjes en nu is
de puzzel eindelijk volledig. Ik kan dit nu niet combineren met een kind, dat
is onmogelijk voor mij!’
‘Wat bedoel je nu precies? Spreken we
over abortus?’
‘Dat overweeg ik, ja.’
‘Heb jij al eén seconde aan mij
gedacht? Dit is ook mijn kind!’
‘Maar het is mijn lichaam’…
Daarop heeft Frank geen antwoord meer.
‘Hierover zullen we nog moeten praten, maar niet nu…’ mompelt hij.
Sarah ziet dat hij kwaad en
ontgoocheld is en zwijgt ook om het niet erger te maken. Frank vertrekt naar
zijn werk zonder nog een woord te zeggen. Zo boos heeft Sarah hem nog niet vaak
gezien…
*
Sarah blijft in haar kantoor nog even in gedachten
verzonken. Ze is ervan overtuigd dat ze zal moeten kiezen. Haar ouders hebben
het hun kinderen ingepeperd: ‘Je moet roeien met de riemen die je hebt, meisje,
een mens kan niet alles hebben.’ Kiezen dus. Voortdurend afwegen wat je
belangrijk vindt en wat je wil investeren in het leven. Zij weet wat ze wil,
maar nu moet ze Frank nog zien te overtuigen.
Ze gaat terug
naar beneden voor een kop thee en botst er op de aannemer die met zijn ploeg nog
een paar zaken komt afwerken. ‘Kan ik dit aan u geven?’, vraagt hij. ‘Wij
hebben dat hier net in de keuken achter een kast gevonden…’
Sarah neemt de vergeelde brief verbaasd aan, haalt hem
uit de envelop en leest:
‘ Deerlijk, den
vijfden Mei 1907,
Lieve
zuster,
Hoe gaat het
met u? Ik hoop heel goed. Zijt ge goed genezen van uw bronchite? Hier is het
allemaal nog hetzelfde. Ik moet dikwijls heel vroeg opstaan en laat werken want
de baron en de barones geven veel feesten. We moeten dan al het eten klaarmaken
en dat is wel plezant maar veel werk. Hebt gij nog nieuws van mijn Georgeske? Dat
moet toch al een groot manneke zijn ? Ik fiets soms tot aan de poort van de
‘Zusters van Liefde’ maar ik mag hem nooit nie zien. Soms wacht ik buiten maar
ze zeggen dan dat ik moet weggaan. Ik denk veel aan hem. Als gij nog iets weet,
lieve Annie, schrijf mij dan rap!’
Het briefje was simpelweg ondertekend met Jeanine.
Sarah draait het om. Neen, dat is alles wat erop staat. Ze leest
het briefje nogmaals.
Hoe triestig, denkt ze, wat zou er met Georges en zijn moeder
gebeurd zijn?
Dan gaat de telefoon en even
later wordt ze opgeslorpt door het vele werk, er moet een belangrijke rechtszaak
worden voorbereid, die binnen drie dagen voor komt.
2.
Enkele dagen later is Sarah bezig papieren die ze niet meer nodig
heeft te klasseren en vindt ze het briefje in haar lade. Ze leest het nog een
keer. Dit intrigeert haar toch wel. Wie was Jeanine? En hoe zat dat met Georges?
Zou ze nog iets over deze mensen kunnen terugvinden?
Eens thuis, ziet ze dat Frank
gaan sporten is. Dat komt goed uit. Ze eet snel iets en doet wat opzoekingen in
het Rijksarchief, de onlinearchieven van plaatselijke kranten, het
bevolkingsregister. Sarah gaat ervan uit dat Georges in de oude villa is
geboren en zoekt alle geboorteaktes van dat adres op. Hoe meer ze
opzoekt, hoe vastberadener ze wordt om een spoor van Georges en Jeanine te
vinden.
Eindelijk is er een eerste
aanwijzing: Georges’ geboorteakte… waaruit blijkt dat hij de zoon is van de
vroegere kokkin van de familie, Jeanine Swartenbroeckx. Zij staat geregistreerd
als ongehuwde moeder, ‘vader onbekend’. Verder leest Sarah dat Jeannine in de
jaren dertig volledig van het toneel is verdwenen en dat ze in 1948 in grote
armoede is gestorven, ze woonde niet ver van het kantoor. Dat laatste raakt Sarah
heel erg, het onrechtvaardige van een leven in armoede kent zij als geen ander.
Nergens vindt ze aanwijzingen van een hereniging tussen Georges en zijn moeder.
De weken daarna heeft ze het opnieuw
razend druk op kantoor. Dat is op zich een welgekomen afwisseling, maar de
twijfel over haar zwangerschap blijft aan haar knagen. Ze moet een beslissing
nemen maar wat ze ook beslist, het zal zware gevolgen hebben. Ik ben aan het
uitstellen… Ik moet eerst weten hoeveel weken ik precies zwanger ben en of
alles in orde is, denkt Sarah. De tijd begint te dringen. Ze boekt
een afspraak bij haar gynaecologe. De week nadien pakt ze ’s ochtends haar
fiets en rijdt naar de groepspraktijk waar de arts werkt.
Sarah wacht nerveus haar beurt af
in de grote praktijk. Gelukkig is de arts op tijd.
‘Kom binnen, waarmee kan ik je
helpen?’
‘Ik denk dat ik zwanger ben,
ongeveer acht weken nu…’
‘We zullen eens kijken…’
De arts bevraagt en onderzoekt
haar. Ze bevestigt dat Sarah inderdaad zwanger is.
‘Ik denk wel dat je al verder
bent dan negen weken, waarschijnlijk heb je nog een tussentijdse bloeding gehad
toen je al zwanger was, we doen een echo’.
De arts plaatst de sensor op Sarah’s
buik en beweegt die heen en weer. Plots ziet Sarah op het scherm het hart van
haar kindje kloppen. Ze schrikt ervan.
‘Elf weken’, zegt de gynaecologe,
‘en alles is precies zoals het hoort, gefeliciteerd! Om het hartje te horen
kloppen, moet je nog even geduld hebben, dat is nog wat te vroeg.’
Sarah durft niet te zeggen dat ze
abortus overweegt, laat staan te vragen of het daarvoor niet al te laat is. Ze handelt
de raadpleging af in een roes en loopt erg aangedaan naar buiten. Er leeft iets
in haar, in haar buik…
Elf weken… ik had het al lang
moeten laten doen… waarom ben ik alles zo aan het uitstellen? Ik kan niet
beslissen!
Ze beslist om haar ouders in te
lichten en raad te vragen.
*
In het daaropvolgende weekend
rijdt Sarah van Deerlijk naar Mortsel. Het is heerlijk nazomers weer en ze
geniet ervan. De weg die ze blindelings kan afleggen, biedt haar de kans om
alles nog eens op een rijtje te zetten. Voor de zoveelste keer… Ergens in haar
achterhoofd blijft ook het briefje van Jeanine hangen. Ze heeft het niet
weggegooid, maar in haar nachtkastje gestopt.
Wanneer ze het ouderlijk huis
binnenstapt, ruikt ze gefrituurd eten en de vertrouwde tabaksgeur van vader. Ze
voelt zich weer misselijk worden en stapt bleekjes de keuken binnen. Haar
ouders gaan net aan tafel. Verbaasd
kijken ze allebei op. Sarah wist zeker
dat ze thuis waren, want ze slaan zelden of nooit een middagmaal thuis over, een
compensatie voor het drukke leven dat ze hadden als kruideniers.
‘Ah Saartje!’ roept haar vader
uit. ‘Wat brengt jou hier?’
Sarah mompelt dat ze in de buurt
was en even binnenspringt.
Haar moeder schept de frietjes op,
bekijkt Sarah en zegt dat ze vindt dat ze bleek ziet. ‘Wil je ook iets eten?’
Kogel door de kerk, denkt Sarah wanneer ze na de maaltijd koffie drinken en zegt: ‘Ik ben zwanger.’
Haar vader reageert op precies dezelfde
manier als Frank, ervan uitgaande dat dit absoluut gepland is en er dus enkel
reden tot vreugde is. Haar moeder voelt nattigheid en vraagt: ‘Is dit wat je wilt
Sarah? Is alles oké?’
Sarah barst in tranen uit: ‘Het
is een rotsituatie! Ja, ik wil dit kind en neen, ik wil dit kind niet! Hoe is
het mogelijk dat ik mezelf in zo’n toestand heb gewrongen? Ik die altijd alles
plan en altijd de controle en het overzicht hou. Altijd! Ik zal altijd
verliezen: als ik kies voor mijn carrière, is er veel kans dat ik Frank verlies,
en misschien zelfs nooit meer moeder kan worden! En als ik kies voor het kind,
verlies ik een stuk van het leven dat ik heb opgebouwd… en zelfs mijn toekomst.’
Haar moeder staat op en slaat
haar armen om Sarah heen. ‘Maar kind toch, het komt allemaal wel goed. Maak je
niet zoveel zorgen… Je zal de juiste beslissing wel nemen. Ik weet wat het is
om kinderen te combineren met werken en dat is absoluut niet gemakkelijk. Of je
dat ziet zitten of niet, moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Maar jij weet
dat we je zullen helpen, toch? Misschien ben je wel een beetje teveel je eigen
weg aan het volgen? Wat vindt Frank? Dit is iets wat jullie samen moeten
oplossen! Het is ook zijn leven.’
Opgelucht stapt Sarah in haar
auto en rijdt naar huis. Die dekselse moeder van haar heeft gelijk. Als ze er
goed over nadenkt, is ze soloslim aan het spelen en doet ze alsof Frank er
allemaal niets mee te maken heeft. Ze lacht even als ze bedenkt dat die moeder
van haar met al haar volkse wijsheid vaak de nagel op de kop slaat. Eigenlijk
heeft ze gezegd dat Sarah nogal eigenwijs en koppig is… Omfloerst, maar toch…
Het verhaal van Georges laat haar
intussen niet los. Ze wil absoluut weten wat er met hem is gebeurd. Sarah zit
iedere avond onafgebroken opzoekwerk te verrichten. Ze neemt de draad weer op
en concentreert zich op de villa, want daar is zijn leven begonnen. Al snel
vindt ze relevante informatie: de vroegere eigenaar van het pand was de familie
d’Aspremont de Duras. Een adellijke familie, ze droeg de titel van baron en
barones. Er waren drie ‘legale’ kinderen, maar dat interesseert Sarah eigenlijk
niet.
Wat was er met Georges gebeurd?
‘Vader onbekend’… Veel kans dat de baron de vader was en zich niets had
aangetrokken van Georges… En waarom was Jeanine in grote armoede gestorven? Het
was toch gebruikelijk dat er in de grote en rijke huishoudens van toen werd
gezorgd voor het personeel, ook wanneer ze pensioengerechtigd waren? Sarah
schat dat Jeanine een jonge twintiger was toen ze die brief schreef, net als
zijzelf, een beetje jonger. Om dan later zo te sterven, eenzaam en arm… Zonder
te weten wat er met haar kind is gebeurd… Verschrikkelijk.
Sarah duikt weer het Rijksarchief
in, omdat ze weet dat je daar informatie kan terugvinden over invloedrijke
mensen. Daar heb je hem: baron Charles d’Aspremont de Duras, de pater familias,
werd in 1926 door de rechtbank van Kortrijk veroordeeld tot een gevangenisstraf
van 21 jaar wegens fraude. Hij was hoofdaandeelhouder in een staalverwerkend
bedrijf en had zijn naam en faam misbruikt om veel kapitaal aan te trekken en
daarna te verduisteren. De firma ging failliet en Charles stierf in de
gevangenis in 1943. De familie verloor alles. Dit verklaart zeker waarom
Jeanine haar werk en woonst is kwijtgeraakt, denkt Sarah verbitterd.
En Georges? ‘Mijn Georgeske’
schreef Jeanine. Veel kans dat ze haar kind haar eigen familienaam heeft
gegeven.
Sarah heeft gelijk: een zekere
Georges Swartenbroeckx heeft als matroos gediend op de Red Star Line en was zo
in 1927 in New York terecht gekomen. Ze vindt hem enkele jaren later terug in
Londen, waar hij blijkbaar ook rechten heeft gestudeerd.
Zijn leven leest als een roman.
Hij is in het begin van de jaren dertig met een studiebeurs in Londen geraakt
en heeft daar gewerkt als klerk op een beurskantoor. Daarna heeft hij meegewerkt
aan het oprichten van Plan International in 1937. Dit zegt haar aanvankelijk
niets: ‘een hulporganisatie die nog steeds bestaat en die zich aanvankelijk
richtte op noodhulp voor Europese kinderen en kinderen op de vlucht tijdens de Tweede
Wereldoorlog’.
Terwijl ze dat leest, daagt er
iets bij Sarah. Wacht eens even… Dat is het vroegere Foster Parents Plan!
Ze checkt het en het blijkt te kloppen.
In de jaarverslagen ziet ze dat
Georges altijd in de raad van bestuur heeft gezeten en de laatste zestien jaar
van zijn loopbaan zelfs National Director was. ‘De organisatie is heel sterk
uitgebreid over de hele wereld.’
Sarah leest gretig het ene na het
andere jaarverslag. Onder Georges’ impuls zijn er tal van onderwijsprojecten
gestart in verschillende landen. Onderwijs voor meisjes en vrouwen was
duidelijk eén van zijn stokpaardjes. Net als gelijke kansen voor iedereen. Sarah
ziet zijn naam overal in projecten opduiken.
Sarah mijmert verder. Zestien jaar
aan de top… Angela Merkel is ook zestien jaar lang bondskanselier van Duitsland
geweest. Dat hij dat nog had kunnen beleven: een vrouw aan de top van een
machtig Europees land…
Vechten tegen onrecht en
onderdrukking, ijveren voor gelijke kansen voor arm en rijk, man of vrouw,
zwart of wit… opkomen voor de zwakkeren in onze samenleving… daarmee was
Georges zijn hele leven bezig geweest, en hij had duidelijk een aantal zaken
verwezenlijkt.
Zijn eigen verhaal heeft zijn
heden en zijn toekomst helemaal gekleurd, wat een kracht.
Sarah kon zich perfect vinden in
het vechten tegen onrecht en het zich vastbijten in dossiers. Uitspitten,
volhouden, doorgaan, altijd maar doorgaan. Dat was ook haar initiële motivatie
om rechten te gaan studeren, maar de angst had haar leven bepaald.
Ik heb een veel
opportunistischere weg gekozen: die van het geld, ik hou mij bezig met fiscaal
recht. Echt vechten tegen onrecht heb ik nog niet veel gedaan… Integendeel,
door de cliënten alle legale achterpoortjes te tonen, ontduiken ze eigenlijk
belastingen die we nodig hebben voor scholen, instellingen, hulporganisaties… Ik help de rijken gewoon rijker worden…
Haar grootste drijfveer was haar
voortdurende angst om in armoede terecht te komen, en zo ook zelf in onrecht. In
dat licht is het verhaal van Georges en Jeanine zeker inspirerend, zij hebben
niet voor de gemakkelijkste weg gekozen.
Ik moet de zaken anders aanpakken
in mijn leven en mijn angst overwinnen.
De liefde en warmte van Jeanine voor
haar zoon ontroeren Sarah ten zeerste. Voor het eerst voelt ze een kracht in
zich, die veel obstakels uit de weg kan ruimen…
Er valt een steen van haar hart.
De volgende ochtend, na een passionele nacht, maken Sarah en Frank samenzweerderig plannen om babyspulletjes te kopen. Wanneer ze even later langs de winkels lopen, komen ze een bevriend koppel tegen. Ze gaan samen iets drinken, en Sarah vertelt wat terughoudend maar ook trots over haar zwangerschap. En dat ze van plan is om haar ontslag in te dienen en te gaan solliciteren bij Child focus, waar ze een jurist zoeken. Deeltijds.
©2022 Vera Van Nooten
Reacties
Een reactie posten