De Oude Brug van Mostar (Stari Most) - Carl Cauwenbergh

 


Dag Mirjana. Blij je eindelijk terug te zien. Speciaal naar Mostar gekomen…

Dag Nicola. Ja, het werd tijd, na al die jaren in het buitenland.

Laat me even naar je kijken. Je bent nog altijd dezelfde mooie vrouw.

Jij bent ook weinig veranderd, alleen heb je nu grijze haren. Dat kort kapsel staat je goed.

De twee zussen schudden elkaar afstandelijk en wat onwennig de hand.

Kom, we gaan het kerkhof binnen. Ik zie dat jij ook bloemen bij hebt.

Ja, ik kocht de lievelingsbloemen van mijn dochter.

Even valt er een pijnlijke stilte.

Zullen we eerst naar haar graf gaan?

Straks. Laat me eerst jouw graven zien.

De twee zussen wandelen over het grindpad tussen de grafzerken.

Tot de oudste zus Nicola stopt bij het graf van haar man Tomislav.

Ze buigt door haar knieën, veegt met haar linkerhand wat blaadjes van de grafsteen en
legt er dan voorzichtig met haar rechterhand een bosje tuinbloemen op.
Daarna gaat ze naast Mirjana staan, slaat een kristen kruis en prevelt een kort gebed.

Mijmerend kijken ze een lange tijd naar zijn graf.
Ten slotte doorbreekt de jongere zus de devote stilte.

Tomislav is veel te jong gestorven… Hoelang waren jullie getrouwd?

Tweeëndertig jaar. Gelukkige jaren. Hij was nog maar vijfenvijftig toen de burgeroorlog uitbrak. Plots waren er geen Joegoslaven meer. Hij haalde de foto van president Tito van onze muur en ik naaide het Kroatisch wapenschild op zijn oude legervest. Toen zijn kolonne vrijwilligers uit de kazerne vertrok, wuifde ik hem fier uit... Zes maanden later was hij dood. Gesneuveld in een hinderlaag van moslims.

Toch ligt zijn graf in de nieuwe zone van het kerkhof.

Ja. Pas vier jaar geleden hebben ze Tomislav gevonden in de moslimzone, in een massagraf van Kroatische soldaten. Ik liet hem hier herbegraven, dicht bij mij.

De zussen prevelen samen een gebed,
kussen de grafsteen en
 lopen sereen verder tussen de zerken.
Dan staat Nicola stil bij het graf van haar enige zoon.
Ze weent zachtjes en jammert.

De dood van mijn man was zwaar... Maar de dood van Marko… blijft ondraaglijk. Ik raak er niet over. Sindsdien ben ik mezelf niet meer. Ik voelde alleen haat en wrok.

Opnieuw knielt Nicola bij dit stenen graf,
legt haar tweede tuiltje bloemen neer en
kust de porseleinen foto van haar zoon.
Mirjana helpt haar zus weer rechtstaan.

Ik heb jouw zoon tot zijn zeventiende zien opgroeien als een leuke jongen. Hij liep regelmatig bij ons binnen, om met onze dochters te spelen.

Marko kwam graag bij jullie over de brug. Hij hield van zijn twee nichtjes. Maar na de dood van Tomislav wou hij zelf zo snel mogelijk in het leger. Zijn kamer hing vol Kroatische vlaggen en symbolen. Hij wou zijn vader wreken.

Het is moeilijk zo’n oorlog te stoppen…

 Ik had hem nooit mogen laten gaan. Toen ze me het bericht van zijn dood brachten, kreeg ik zijn ereteken van bewezen moed en een Kroatische vlag. Hij was amper negentien jaar. Mijn leven was kapot. Ik was alleen. De wereld was zinloos. Ik wou me van de Oude Brug storten, in de rivier verdrinken.

Toen woonden wij nog over de brug in de volkswijk. We hoopten daar te blijven, maar dan kwam de oorlog tot hier. Mostar raakte snel verdeeld. De Serviërs werden allemaal weggejaagd. Over de brug de  moslimwijk, aan deze kant de Kroatische wijk.

De zussen kussen allebei de porseleinen foto van Marko en
prevelen samen een oud gebed.
Dan loopt Mirjana voorop naar het graf van haar oudste dochter Misja.
Maar onderweg blijft Nicola staan.

Wat is er? Waarom loop je niet mee?

Het spijt me zo voor Misja. Ik kon geen geluk meer zien, ik verdroeg het niet rond mij…

Ja, Armin en Misja waren een mooi koppel. Al voor de oorlog. We hebben geprobeerd in de moslimwijk te blijven wonen, ook voor Misja. Maar de moslimleiders lieten ons uit de wijk wegjagen, want we waren Kroaten én goddeloze communisten. We moesten maar aan deze kant van de brug een huis zoeken. Maar Misja wou weg uit Mostar, en Armin ook. Samen weg van de oorlog.

Ik kon niet weglopen van de oorlog. Die had mijn leven verslonden. Mijn Marko zou nooit trouwen. Ik kon het geluk van Misja en Armin niet aanzien.

Ik weet dat je hierin betrokken raakte.

Misja kwam me vragen of ze vanuit onze slaapkamer, vlakbij de brug, heel kort een rode kaars mocht branden. Als teken voor Armin om de brug stiekem naar hier over te steken. Ik zei ‘ja’, maar mijn hart zei ‘neen’. Samen mochten ze niet gaan lopen, naar hun geluk. Misja moest bij ons blijven, hier, en die moslimjongen moest aan de andere kant blijven.

Hoe is Armin dan gedood?

Ik verwittigde de Kroatische wachtpost dat er een moslimspion over de brug zou komen om een grote brand te veroorzaken. Als bewijs had ik zelf in een hok enkele brandbare vaten verstopt, niet ver van mijn huis. Die nacht stak Misja haar kaars aan en de wachtpost zag Armin muisstil over de brug sluipen. Ik kon vanuit het zolderraam de brug zien en alles volgen. Ik dacht dat ze hem zouden arresteren, om later als gevangene te ruilen. Maar ze schoten onmiddellijk van onze kant. De jongen had geen schijn van kans. In het midden van de brug viel hij, doorzeefd met kogels.

Maar mijn Misja dan?

Plots hoorde ik onze voordeur openvliegen en met een luide kreet liep Misja de brug op, naar Armin toe. Maar door alle tumult had een sluipschutter aan de moslim overkant haar in het vizier gekregen. Met één schot was ze dood. Naast Armin.

Het spijt me. Ik had niet verwacht dat zij naar de brug zou lopen… Dat ik zo verblind was…

Armin en Misja hebben dagenlang dood op de brug gelegen.

Niemand durfde nog op de brug komen… uit schrik voor schoten van beide kanten. Ik kon het niet meer aanzien. Ik voelde me helemaal dood en diep schuldig. Pas na dagen mocht ik op de brug, zonder veiligheidsgaranties. Toen ben ik zelf voorop gegaan met een witte vlag, gevolgd door twee  vrijwilligers van het Rode Kruis met een brancard. Eerst hebben we Armin aan de overkant van de brug gelegd en daarna hebben we Misja naar onze kant van de brug gebracht.

Toen ik die nacht het vreselijk nieuws van hun dood hoorde, ben ik ingestort. Ze brachten me direct naar het ziekenhuis, volledig overstuur, krankzinnig van verdriet. Ik heb het niet zien gebeuren, maar heb het vaak horen vertellen. Weken later ben ik vanuit het ziekenhuis met mijn andere dochter naar het buitenland gevlucht. Ik ben nooit meer naar de brug gegaan.

Kort na hun dood is de oude brug kapotgeschoten. Door Kroaten of moslims, of allebei. Niemand kon er nog over. Jarenlang. Nu de oorlog eindelijk voorbij is, willen ze de brug herbouwen.

Ik weet het. Als die nieuwe brug er ligt, kom ik terug. We zullen er samen over stappen. En we zullen bloemen leggen op hun graf. Ook op dat van Armin.

Kan je me vergeven? Het spijt me zo.

Kom, ga met me mee naar Misja. We brengen haar lievelingsbloemen.

 Daar bij het graf van Misja, zoent Mirjana haar oudere zus.
De tranen rollen over hun wangen.
Daarna zingen de twee zussen een oud Joegoslavisch volkslied,
een treurlied voor hun doden.
Arm in arm verlaten ze het kerkhof.


 

© 2022 Carl Cauwenbergh


Reacties

Podcast Mysterieus België