Toen de lente zijn intrede deed, zijn
de wintergasten vertrokken. Ondanks alle quarantainemaatregelen sloegen ze hun vleugels uit om de wijde
wereld te ontdekken.
Nu gonst het er opnieuw van de
bedrijvigheid. Nieuwe hotelgasten staan geduldig in het rijtje om in te checken
in één van de meest prestigieuze vakantieverblijven van de streek. Ze kiezen
met zorg een kamer uit waarin ze de nakende zomer zullen doorbrengen. Ze bergen
hun bezittingen op en ploffen als een echte bon vivant in de fauteuil aan het
raam. Hoewel ze geen zicht op zee hebben, en ook geen recht op een gereserveerde strandstrook aan onze
kust, lijken ze tevreden.
Het va-et-vient van vakantiegangers in
het insectenhotel in onze tuin is een jaarlijks terugkerend fenomeen. Toch sla
ik dit tafereel voor de eerste keer met grote ogen gade. Zonder verrekijker en
zonder camouflage bespied ik de vakantiegangers. Ik observeer hun bedrijvigheid
zoals paparazzi het reilen en zeilen van beroemdheden volgen, steeds op
zoek naar een nieuwtje om de onmetelijke
sensatiehonger van hun publiek te stillen.
Een paar weken geleden werd het land
onder een slapend deken van coronamaatregelen gehuld. Het dapperste volk van
alle Galliërs maakte zich op voor een strijd tegen een onzichtbare vijand. Virologen
en wetenschappers zwaaien de plak en leggen ons maatregelen op die ons moeten
wapenen tegen deze allesverslindende belager. In de frontlinie overstijgen
zorgverleners zichzelf en voeren ze een niet aflatende strijd tegen het virus. Niemand
weet hoe lang de oorlog zal duren. Ons succes in deze conflictsituatie wordt
voor één keer niet bepaald door heldhaftig en broederlijk de wapens op te nemen
tegen de opponent, maar door als tamme schapen geduldig in ons kot te blijven
en ons te verschuilen voor de grote boze wolf.
Verbouwereerd las ik de berichtgeving
over de sluiting van onze sportclubs, bibliotheken en scholen. De druk op de
pauzeknop van het openbare leven limiteerde meteen ook al mijn bedrijvigheid. Hoewel
het de eerste dagen onwennig voelde om niet meer deel uit te maken van de
dagelijkse rush, realiseerde ik me snel dat er een onmetelijke zee van tijd
voor me lag en koester ik dit stiltemoment in mijn leven.
Bij het krieken van de dag slaak ik
geen diepe zucht als het gezoem van de wekker me uit bed wil lokken. Een uurtje
later dan anders duw ik nog slaapdronken op de snooze-knop en verschuil ik
me een laatste moment in dromenland. Geen
snelle blik op mijn horloge als ik de badkamer uithol en de kamer van mijn
tieners binnenstorm zoals een lid van de speciale interventie-eenheid om hen
uit bed te lichten. Na het ontbijt voel ik me ook geen oppercommandant van het leger
en moet ik geen bevelen schreeuwen om mijn troepen op tijd de deur uit te
krijgen.
De verplaatsing van de ontbijttafel
naar mijn bureau gebeurt zonder filestress. Ik heb de luxe om vanuit mijn kot
te werken. Mijn portable stelt me niet alleen in staat mijn job te doen, maar zorgt er ook voor dat ik het
broodnodige contact met mijn collega’s kan onderhouden. Op het einde van mijn
werkdag berg ik mijn computer op en kan ik meteen tijd vrijmaken voor mijn
gezinsleden. Ik koester het om een werkdag af te sluiten met een Kubb-tornooi
op het gazon of om een fortuin te vergaren met een spelletje Monopoly tijdens
het dagelijkse aperitief. Er is immers geen haast om het avondeten op tafel te
toveren of om iemand te droppen op de sportclub.
Even goed voorbereid als avonturiers
die op Noordpoolexpeditie trekken, doe ik de wekelijkse boodschappen. Ik blink
uit in efficiëntie en slaag erin om in één keer alle boodschappen voor een week
te doen. Noodgedwongen dompel ik me onder
in een potentiële haard van ziektekiemen om mijn gezin van dagelijks voedsel te
voorzien. Ook bij de bakker en de slager wacht ik geduldig mijn beurt af in de
rij, en sla ik vanop afstand een praatje met de andere klanten. Het juk van
coronamaatregelen lijkt voor de ene al zwaarder te dragen dan voor de andere.
In het pré-coronatijdperk kreeg ik
mijn tieners met geen stokken de deur uit om met hun ouders te wandelen of te
fietsen. Ze hadden steeds belangrijker zaken in hun agenda staan. Nu sloffen ze
gedwee achter ons aan langs de veldwegen van ons dorp en halen ze stiekem
opgelucht adem dat we dit nog kunnen doen. Gelijkaardige taferelen spelen zich
dagelijks voor me af en ik bekijk ze elke keer opnieuw vanop mijn thuiswerkplek
met ontroering.
Door het raam volg ik gezinnen die op
wandel gaan. Ik zie hen openbloeien zoals een bloemknop. Kinderen huppelen hun
ouders achterna en vertellen honderduit het ene verhaal achter het andere. Ze
zijn zichtbaar opgetogen met de onverdeelde aandacht die ze nu krijgen.
Terwijl de kat spint van geluk omdat
al zijn mensen thuis zijn en een aroma van pasgebakken koekjes de woonkamer
vult, kus ik mijn twee ‘polletjes’. In dit huis heeft het virus nog niemand
onderuit gehaald.
prachtig Anissa. Sterk begin met ons op het verkeerde been te zetten met het insectenhotel! Leuk, leuk, leuk.
BeantwoordenVerwijderen