‘Ah, Riet, gíj hebt mijn USB-stick dus ‘ver-don-ke-re-maand’, zeg ik, en ik zorg dat het tussen-de-haakjes duidelijk gehoord wordt.
De studenten kijken alsof ik van die planeet
- daar waar ze raar doen en anders spreken – net op aarde ben geland.
‘Niemand die weet wat verdonkeremaand betekent?’,
vraag ik. Mijn zelfgenoegzame ondertoon maakt er een vaststelling van. Nochtans
gaat het me niet om een wedstrijdje woordworstelen, dan wel om het onmiskenbare
genoegen een woord voor het eerst hardop uit te spreken.
Er volgt een geanimeerd gesprek wat het
genot nog verhoogt. Door het woord luidop te zeggen wordt een heel eigen wereld
opgeroepen. Zelfs de ‘verdonkeremaansteeg’ uit de boeken van Harry Potter, dé
plek waar obscure tovenaars hun spullen kopen, komt ter sprake.
‘Verdonkeremanen’wordt een
feest voor de zintuigen. Ze staan op scherp wanneer ik het woord hoor, voel en
proef: een mond vol. Beïnvloed door Harry Potter en zijn steeg, ruik ik zelfs
de duistere sfeer: een mengsel van knoflook en kruitdamp.
Van vergane-glorie-woorden
zoals verdonkeremanen is het droeve lot gekend. Ze zullen verdwijnen. De
verleiding lonkt om uit te weiden over de voorspelling dat deze eeuw niet
alleen woorden, maar ook de helft van onze zevenduizend talen zal verdwijnen. Ongemerkt
ben ik hiermee in het smalle grensgebied tussen cursief en column beland. Even
overweeg ik eeuwige roem met het ‘colsiefje’ als nieuw literaire genre. Maar ik
ben sterk en kies resoluut voor het rechte pad van het cursief.
‘Een cursiefje is een deels
verhalend, deels beschouwend prozastukje dat gaat over een verschijnsel of
voorval uit het alledaagse leven dat scherp wordt geobserveerd en met humor
wordt belicht’, lees ik. Beter gezegd: ‘lees ik tot mijn spijt’. Luchtige
bezigheid wordt plots geploeter en noeste arbeid: verhalend, beschouwend,
scherp geobserveerd, humor, en dat alles graag in minder dan vijfhonderd
woorden.
Ik voel de druk maar ook een lichte
paniek om het bochtwerk dat me te wachten staat. Naar ik lees, heeft een cursiefje namelijk ook maar
één thema. Hoe geraak ik in godsnaam terug bij ‘verdonkeremanen’? Of was het
onderwerp ‘woorden-die-ik-nog-nooit-heb-uitgesproken’?
Met enig opportunisme besef ik
dat dit laatste me het verst zal brengen. Om wat afleiding te bieden in
coronatijden, wil ik de lezer uitdagen dit cursiefje uit
te vlooien op zoek naar een eigen
‘nooit-hardop-gezegde-woordenlijst’. Vlooi- én telwerk samen zijn goed voor een kwartier verstrooiing en net voor
het slapengaan zelfs een gedroomd recept voor een droomloze slaap.
Een niet onbelangrijk
neveneffect is de wetenschap dat ik hiermee een eervolle bijdrage lever aan de
strijd tegen de gevolgen van corona.
Ook ik ben een ‘kleine’ held.
Reacties
Een reactie posten